‘Zakelijk’ gebruik social media niet zomaar mee te rekenen bij urencriterium

10 oktober 2019 in Tips

Een ondernemer die social mediagebruik mee wil laten tellen als werkzaamheden voor de onderneming moet met een goede onderbouwing komen om aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek te kunnen voldoen. Dat komt naar voren in een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland.

De vrouw die de zaak aanspande drijft samen met haar echtgenoot een IT-bedrijf in de vorm van een VOF. In geschil was het antwoord op de vraag of de vrouw voldoet aan het urencriterium en dus recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Specifiek ging het hierbij om het antwoord op de vraag of aannemelijk is dat de 600 uren besteed aan social media en de 300 uren aan overige media werkzaamheden voor de onderneming zijn.

Twitter en Facebook

De ondernemer stelde van wel. De vrouw voerde aan dat ze via social media diverse hashtags op Twitter en verschillende ondernemersgroepen op Facebook volgt. Reactiesnelheid op de diverse uitingen is van groot belang. Door als eerste te reageren wordt de naamsbekendheid van de onderneming vergroot en is de onderneming volgens de vrouw beter in staat potentiële nieuwe klanten aan te trekken. De berichtenstroom gaat continue door en dat vereist dat zij doorlopend op ‘social media’ aanwezig (stand-by) is. Daarnaast dient het gebruik van ‘social media’ ook om concurrenten te volgen en de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van ICT bij te houden, voerde de ondernemer aan. Naast de 600 uren die ze naar eigen zeggen op social media zit, werden door haar ook 300 uren aan overige media als tv, radio en kranten besteed.

Niet voldaan aan bewijslast

De rechtbank oordeelt echter dat de ondernemer niet is geslaagd in de op haar rustende bewijslast. De rechtbank ziet geen reden om eraan te twijfelen dat de vrouw, evenals vele anderen, dagelijks veelvuldig gebruik maakt van diverse (‘social’) media. De ondernemer maakt echter niet aannemelijk dat dit gebruik – tot het aantal door haar gestelde uren – zien op werkzaamheden voor de onderneming. De rechtbank betrekt in haar overwegingen dat de vrouw ter zitting over de aard van dit ‘zakelijk’ gebruik van (‘social’) media slechts in zeer algemene bewoordingen iets heeft gesteld, terwijl de totale omvang van deze werkzaamheden – een stelpost van 3 uur per dag gedurende 300 dagen – nagenoeg 2/3 deel van haar totale werkzaamheden uitmaakt. Deze algemene bewoordingen zijn voor de rechtbank onvoldoende om aannemelijk te achten dat deze 900 uren (‘social’) mediagebruik zien op werkzaamheden die de onderneming betreffen. Daarnaast leidt een geringe afwijking, bijvoorbeeld bij toetsing van de duur van het ‘stand-by zijn’ op Twitter, in de stelpost van het aantal uren per dag al tot de conclusie dat niet meer wordt voldaan aan de wettelijke eis van ten minste 1225 uren.

Bron: https://www.fiscaalvanmorgen.nl/2019/10/10/zakelijk-gebruik-social-media-niet-zomaar-mee-te-rekenen-bij-urencriterium/